Onder Linux is de benaming van schijven en partities mogelijk anders dan bij andere besturingssystemen. Als u partities maakt en aankoppelt moet u de namen die door Linux gebruikt worden, kennen. Hierna volgt basisinformatie over het naamgevingsschema:
De harde schijf die eerst aangetroffen wordt, heet /dev/sda
.
De harde schijf die als tweede aangetroffen wordt, heet /dev/sdb
, enzovoort.
Het eerste SCSI CD-station heet /dev/scd0
en is ook gekend als /dev/sr0
.
De partities op iedere schijf worden voorgesteld door aan de naam van de schijf een decimaal getal toe te voegen: sda1
en sda2
stellen de eerste en de tweede partitie voor op de eerse SCSI-schijf op uw systeem.
Hierna volgt een voorbeeld uit de praktijk. Laten we aannemen dat u een systeem heeft met 2 SCSI-schijven, de ene op het SCSI-adres 2 en de andere op het SCSI-adres 4. De eerste schijf (op adres 2) krijgt dan de naam sda
en de tweede sdb
. Als er zich op de schijf sda
3 partities bevinden, zullen die sda1
, sda2
en sda3
heten. Hetzelfde geldt voor schijf sdb
en haar partities.
Merk op dat als uw computer twee computerbusadapters voor SCSI heeft (d.w.z. twee SCSI-controllers), er verwarring kan ontstaan over de volgorde van de schijven. In dat geval is de beste oplossing om de opstartberichten in het oog te houden en deze informatie te koppelen aan wat u weet over het type en de grootte van de schijven.
Linux stelt de primaire partities voor door de naam van de schijf te nemen met daarbij het cijfer 1 tot 4. De eerste primaire partitie op de eerste schijf is dus /dev/sda1
. De logische partities worden genummerd te beginnen vanaf 5 en dus is de eerste logische partitie op diezelfde schijf /dev/sda5
. Denk eraan dat de uitgebreide partitie, dit wil zeggen de primaire partitie die de logische partities bevat, op zich niet bruikbaar is.